Begin juni begint de vliegperiode van de Sint-jansvlinder (Zygaena filipendulae). De Nederlandse naamgeving werd afgeleid van de naamdag van Sint-Jan die op 24 juni valt en meestal een hoogtepunt in de vliegperiode van deze vlinder is. Als alternatieve naam wordt ook wel eens “Bloeddropje” gebruikt wat dan weer verwijst naar de rode stippen die erg opvallen bij deze kleurrijke dagactieve nachtvlinder uit de familie van de “Bloeddropjes” of Zygaenidae . Ook “Bloedvlekvlinder” en “zes-stippige st.jansvlinder” zijn namen die nogal eens gebruikt worden voor deze soort.
De waardplanten voor deze soort zijn voornamelijk Gewone Rolklaver en Moerasrolklaver. Eitjes worden hierop afgezet en ontwikkelen zich tot een groenachtig gele rups met een eerder plomp en gedrongen lichaam en een zwakke witte beharing. Op de rug zien we een dubbele rij zwarte vlekken en aan weerszijden van deze zwarte vlekken een rij gele vlekjes. Ook aan beide zijden van het lichaam is een rij zwarte vlekjes, die bij sommige bleke exemplaren echter kunnen ontbreken. Het is vaak niet echt makkelijk om op het eerste zicht de kop van de rups te ontdekken. De beste gids hierbij is de vorm van de poten, waarbij je best zoekt naar de borstpoten die duidelijk anders zijn dan de buikpoten en de naschuiver.
Op de detailfoto van het lichaam van de rups kan je mooi de ademhalingsopeningen zien in elk segment. Zoek op de foto naar een zwart cirkeltje met daarin een recht geel lijntje…
De rups overwintert één-, soms tweemaal en verpopt zich in een cocon, die goed zichtbaar tegen een grasstengel of een andere plant is aangebracht.
De vlinder herken je het makkelijkst door glanzend zwarte (soms groenige) voorvleugels met 6 rode vlekken. Wel even opletten: de rode vlek aan de vleugelbasis (het dichtst bij de kop) lijkt vaak op 1 vlek, maar is gescheiden door een ader en telt voor twee. Aan het vleugeleinde zitten dus steeds 2 rode vlekken.
De achtervleugels zijn rood met een zwarte rand, maar die zijn meestal slecht tijdens het vliegen te bekijken.
Je kan deze soort aantreffen in bloemrijke graslanden, wegbermen, kalkgraslanden, weilanden, brede bospaden en duinen. De soort is helemaal niet zeldzaam. De mannetjes maken patrouillevluchten, op zoek naar onbevruchte vrouwtjes en parende koppeltjes kan je meestal makkelijk aantreffen.