Sluipwesp op Aardappelgal

Er zit meer in een foto dan je denkt ….
Onder dat motto vandaag een artikeltje over enkele foto’s die ik op de eerste dag van deze maand kon maken in het Turnhouts vennengebied.
Dit is één van de bewuste foto’s – wat is hier aan de hand ?

Sluipwesp op Aardappelgal

Sluipwesp op Aardappelgal - Turnhout 01/06/2010

Het begon nochtans eenvoudig: langs het wandelpad stonden een heel aantal zomereiken (Quercus robur). Niet zo ongewoon toch ? Maar wat dadelijk opviel waren de ontzettend grote gallen op de knoppen. Zelden zoveel gallen bij mekaar gezien en zelden zulke grote exemplaren… Toch maar eens van wat dichterbij bekijken dus. Rond de gallen bleek het te wemelen van insecten met een ontzettend lang “aanhangsel” – Sluipwespjes ! Het duurde niet zo heel lang voor we enkele van deze sluipwespen konden betrappen bij hun belangrijkste activiteit: het leggen van eitjes …

Hoe zit een en ander in mekaar?

Een beetje opzoekingswerk thuis leverde toch wel interessante en indrukwekkende resultaten op.  Eerst iets over de gallen.

Deze zogenaamde “Aardappelgallen” worden veroorzaakt door een galwespje (Biorhiza pallida) met twee generaties. De vrouwtjes uit de eerste generatie leggen hun eitjes in de wortels van de zomereik. De eik reageert hierop door de aanmaak van wortelgallen die er uitzien als gladde en sappige, geelbruin tot roodachtige knikkertjes. In deze gal ontwikkelen de larven zich tot ongevleugelde vrouwtjeswespen… enkel vrouwtjes!  In februari sluipen deze jonge vrouwtjeswespen uit en gaan ze op zoek naar de zomereik zelf.  Te voet dus, want vleugels hebben ze niet ! Ze klimmen tot bij de takken van de boom om daar te zoeken naar de knoppen van de takken om opnieuw hun eitjes te leggen.  Aangezien deze generatie enkel uit vrouwtjes bestaat – kunnen de eitjes dus niet bevrucht zijn!  Het verschijnsel dat maagdelijke vrouwtjes toch eieren kunnen leggen en zo voor nakomelingen zorgen, komt in de insectenwereld wel vaker voor en wordt parthogenese genoemd.

De eik reageert op de zopas gelegde eitjes wederom met het aanmaken van een gal – ditmaal de Aardappelgal, die een gemiddelde doorsnede heeft van 1 tot 3 cm. Binnen in de gal zitten verschillende kamertjes met daarin steeds een witte larve. Deze larven groeien uit tot de 2de generatie: een sexuele generatie met zowel mannetjes als vrouwtjes. Kort na het uitsluipen zal de paring plaatsvinden en kunnen de bevruchte vrouwtjes opnieuw hun eitjes gaan leggen in de wortels van de eik … De Aardappelgal zal langzaam wegrotten maar blijft meestal nog tot in de winter zichtbaar.

Sluipwesp op Aardappelgal

Sluipwesp op Aardappelgal - Turnhout 01/06/2010

Dat op zich is al een ongelooflijk verhaal van moedertje natuur. Maar wat doen die sluipwespjes daar dan ?
Sluipwespen (Ichneumonoidea) zijn parasieten van andere insecten. De vrouwtjes zijn voorzien van een lange legboor die netjes opgeborgen zit in een schede aan de achterzijde van het lichaam. Op de foto zie je de heel erg lange “staart” – dat is dus de schede met daarin de legboor.

Sluipwesp op Aardappelgal

Sluipwesp op Aardappelgal - Turnhout 01/06/2010

Sluipwesp op Aardappelgal

Sluipwesp op Aardappelgal - Turnhout 01/06/2010

Deze sluipwespjes zijn blijkbaar goed op de hoogte dat in de Aardappelgal larven leven. Ze proberen met voornamelijk hun geurzin door het dikke galweefsel de galwesplarfjes te lokaliseren. Eens een larve aan de binnenzijde gevonden, richt de sluipwesp haar achterlichaam op en komt de legboor uit de schede om zo goed als loodrecht een miniscuul gaatje te boren dwars door de gal tot IN de larve. Daar deponeert de sluipwesp een eitje. Wanneer dit eitje uitkomt, zal het de oorspronkelijke galwesplarve als voedsel gebruiken … De natuur kan wreed zijn … maar tegelijkertijd toch ook ongelooflijk ingenieus …

Sluipwesp op Aardappelgal

Sluipwesp op Aardappelgal - Turnhout 01/06/2010

Nog een eigenaardigheid bij sluipwespen: wanneer een bevrucht eitje uitkomt zal dit een vrouwtje opleveren, bij een onbevrucht eitje zal het een mannetje worden …  Ook voor deze uitzonderlijke manier van voortplanten heeft de wetenschap een naam: arrhenotokie.
Er zijn vele duizenden soorten sluipwespen die allen heel erg gespecialiseerd zijn in de insecten en de manier waarop ze parasiteren. Een correcte naam voor deze soort heb ik tot hiertoe niet kunnen vinden, maar het verhaal er achter wordt er niet minder boeiend door.

Sluipwesp op Aardappelgal

Sluipwesp op Aardappelgal - Turnhout 01/06/2010

Sluipwesp op Aardappelgal

Sluipwesp op Aardappelgal - Turnhout 01/06/2010

Er zit soms écht veel meer verhaal achter een foto dan je denkt …

Geplaatst in Dieren. Tags: , , . 3 Comments »

Grote keizerlibel

De Grote keizerlibel (Anax imperator) is met zijn 64-84 mm de grootste vertegenwoordiger uit de familie van de Glazenmakers (Aeshnidae) in ons land.  De vliegtijd is van half mei tot en met eind oktober, maar de meeste aantallen kan je van half juni tot eind augustus vinden.  Dat het een geducht jager is blijkt ook uit de naamgeving: Anax (>Grieks) = “heerser” en imperator (>Latijn) = “keizer, meester”. Net als de andere glazenmakers maakt de Grote keizerlibel lange jachtvluchten op beschutte plaatsen, zoals bosranden en heidevelden of patrouilleren ze langdurig boven het water en de oever waarbij andere libellen worden daarbij verjaagd en soms grote prooien gegrepen worden, zoals vlinders en andere libellen.

Enkele opvallende kenmerken voor deze soort zijn de groene ogen (bij het mannetje met een blauwe streep bovenaan) met een kenmerkende donkere vlek tussen de ogen, het compleet groene borststuk, vrijwel zonder tekening en de brede lengtestreep over de rug.  Bij het mannetje is het achterlijf hemelsblauw met een zwarte rugstreep, bij het vrouwtje fletsblauw tot blauwgroen met een zeer brede, roodbruine rugstreep.  Pas uitgeslopen dieren hebben een gelig achterlijf.  Jonge dieren hebben een kenmerkende gele dwarsstreep op segment 2 van het achterlijf. (goed te zien op de tweede onderstaande detailopname).

De onderstaande foto’s tonen details (de eerlijkheid gebied me te zeggen dat dit uitsnedes zijn uit grotere foto’s) van een vrouwelijk exemplaar, wellicht nog niet lang uitgeslopen.

Grote keizerlibel (Anax imperator)

Grote keizerlibel (Anax imperator): Voorhoofd en ogen - Ekeren 28/05/2010

Grote keizerlibel (Anax imperator)

Grote keizerlibel (Anax imperator): aanhechting van de vleugels - Ekeren 28/05/2010

Grote keizerlibel (Anax imperator)

Grote keizerlibel (Anax imperator): Vleugelpatroon - Ekeren 28/05/2010

Grote keizerlibel (Anax imperator)

Grote keizerlibel (Anax imperator): Achterlijfsegmenten 6 & 7 - Ekeren 28/05/2010

Grote keizerlibel (Anax imperator)

Grote keizerlibel (Anax imperator): Achterlijfaanhangsels - Ekeren 28/05/2010

Grote keizerlibel (Anax imperator)

Grote keizerlibel (Anax imperator): ogen en borststuk - Ekeren 28/05/2010

Voorjaarsuitstap SEMO

Zaterdag 15 mei was het eindelijk zover: De eerste excursie met SEMO (Studiegroep Europese en Mediterrane Orchideeën) van dit jaar.  Als reisdoel kozen we voor de ruime omgeving van Durbuy in de provincie Luxemburg.  Na de ongewoon koude eerste veertien dagen van mei  is de flora duidelijk wat achterop geraakt en zijn de meeste orchideeënsoorten een week tot 14 dagen achter op hun normale bloeischema.  Toch konden we reeds enkele soorten in bloei vinden, de anderen stonden vaak met hun knopjes te wachten op iets warmere zonnestralen.  Hieronder enkele impressies van een geslaagde excursie waar nog heel wat meer te zien en te beleven was dan enkel maar orchideetjes…

SEMO-uitstap

Wie zoekt.... kan de anderen even op weg helpen ...

SEMO-uitstap

Lunchpauze onder een lichtbewolkte hemel - deugddoend !

SEMO-uitstap

Libellula depressa (Platbuik) - pas uitgeslopen vrouwtje

SEMO-uitstap

Een imker op zoek naar de koningin

SEMO-uitstap

Ieder zijn persoonlijk foto-onderwerp (Orchis mascula)

SEMO-uitstap

Ook de kinderen konden naar hartelust onderzoeken en fotograferen

Anguis fragilis (Hazelworm)

SEMO-uitstap

Ook de voorzitter heeft zijn keuze gemaakt

SEMO-uitstap

Orchis mascula (Mannetjesorchis)

Primula veris (Gulden sleutelbloem) en Anacamptis morio (Harlekijn)

SEMO-uitstap

Anacamptis morio (Harlekijn) - kleurvariaties

Jonge Kruisspinnetjes

Het lijkt een vreemd moment om een artikel te schrijven over de Kruisspin (Araneus diadematus) die we toch voornamelijk in de herfstperiode tegenkomen.  In deze periode van het jaar kan je echter her en der verspreid in de vegetatie of andere plekken, nesten vinden van pas uitgekomen Kruisspinnetjes.

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel - Wijnegem 01/05/2010

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel - Wijnegem 01/05/2010

In de herfst worden (na de bevruchting) door het vrouwtje de eieren afgezet in een cocon die er uitziet als een wattig bolletje.  De eitjes overwinteren in deze cocon en  in de lente komen de jonge spinnetjes – ook wel eens “spiderlings” genoemd – te voorschijn.  Heel kenmerkend is hun  geel-zwarte lichaamskleur.  De eerste dagen van hun leven houden de jonge spinnen zich  op in een van spinsel gemaakt nest.  Ze kruipen dicht bij mekaar en vormen aldus een erg compact hoopje – een typische manier om “groter” te lijken voor mogelijke predatoren.

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel - Wijnegem 01/05/2010

Wanneer er verstoring van het nest is (en dat kan al bij een felle windvlaag die het nest heen en weer schudt), verspreiden de jongen Kruisspinnen zich razendsnel in alle mogelijke richtingen – weer een afleidingsmanoeuvre voor mogelijke predatoren.  Als het gevaar geweken is, komen de jonge spinnetjes weer netjes samen in hun nestje.

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel - Wijnegem 01/05/2010

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel - Wijnegem 01/05/2010

De eerste 7 tot 10 dagen leven ze van het voedsel in hun dooier.  Daarna klimmen ze zo hoog mogelijk in een plant en laten ze uit hun achterlijf een lange draad de lucht in zweven. Deze draad wordt door de wind opgepakt en neemt de jonge spin mee de lucht in. Zo verspreiden de kleine spinnetjes zich -terwijl ze niet kunnen vliegen- door de lucht en kunnen honderden meters verder terechtkomen.

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel

Kruisspin (Araneus diadematus) juveniel - Wijnegem 01/05/2010

Tot slot nog een leuk weetje: De Kruisspin is verkozen tot Europese spin van 2010.
Aan de jaarlijkse verkiezing namen 78 juryleden-wetenschappers uit 21 Europese landen deel.

Geplaatst in Dieren, Spinnen. Tags: , , . 5 Comments »

Agaatvlinder

Wat een verrassing toen ik zaterdagmorgen, 1 mei, uit de tuin terug naar binnen kwam en op de drempel een pracht van een vlinder zag zitten.  Bij het buitengaan had ik hem totaal niet opgemerkt, hij hing immers als het ware op de zijkant van de drempel verscholen.  Vlug mijn fototoestel en macrolens gehaald en dan maar hopen dat hij er een tijdje wou poseren.  En ja hoor – gewillig liet dit prachtexemplaar een heuse fotoshoot toe.

Agaatvlinder

Agaatvlinder (Phlogophora meticulosa) - Wijnegem 01/05/2010

Met de veldgids “Nachtvlinders” van Warring en Townsend erbij, bleek de soort al heel snel gevonden: de Agaatvlinder (Phlogophora meticulosa L. 1758).  De soort behoort tot de behoorlijk grote familie van de uilen (Noctuidae).

In België en Nederland blijkt de soort niet echt zeldzaam te zijn en je kan hem vinden van mei tot oktober in twee generaties op zowat alle soorten terreinen.  De vlinder wordt heel vaak  gezien in tuinen.  Overdag rust de vlinder onbeschut op muurtjes en paaltjes.  Precies de plek dus waar ik hem ook heb aangetroffen!

Agaatvlinder

Agaatvlinder (Phlogophora meticulosa) - Wijnegem 01/05/2010

Agaatvlinder

Agaatvlinder (Phlogophora meticulosa) - Wijnegem 01/05/2010

De Nederlandse naam is al in gebruik sinds het begin van vorige eeuw (Ter Haar in ‘Onze vlinders’ ) en is afgeleid van de kleur en tekening de sprekend lijkt op de veelkleurige siersteen agaat.  De wetenschappelijke naam “Phlogophora” is afgeleid van  “phlox, phlogos” = een vlam en “phoreo” = dragen; en “meticulosa” van “meticulosus” = angst en angstaanjagend.  De typische rusthouding van de vlinder is met opgevouwen vleugels.  Deze houding  maakte op Linnaeus (die de naam gaf) de indruk van een ineengedoken, bang vogeltje.

Als waardplanten komen allerlei kruidachtige planten, struiken en loofbomen, waaronder zuurbes, brandnetel, hop, spoorbloem, zuring, braam, hazelaar, berk en eik in aanmerking.

Tot slot nog enkele details van de prachtige vleugels – zelfs daarvoor bleef de vlinder gewillig poseren !

Agaatvlinder

Agaatvlinder (Phlogophora meticulosa) - Wijnegem 01/05/2010

Agaatvlinder

Agaatvlinder (Phlogophora meticulosa) - Wijnegem 01/05/2010

Eekhoorntjesmos

Eén van de doelsoorten van de mossenexcursie van vorig dinsdag: Eekhoorntjesmos (Leucodon sciuroides).  Tijdens één van de voorbije jaren werd op 1 boom in het gebied 1 plukje van dit zeldzame mosje gevonden…  Zou het er nog staan ?  En welke boom was het ook alweer …???  Tegen het einde van de excursie kwamen we in het gebied waar het “ongeveer” geweest moet zijn.  “Het was op een Vlier  (Sambucus sp.) – zeker weten !” – zo wist Leo nog.  Nu ja, Vlieren genoeg in het beoogde gebiedje, maar welke.  Uiteindelijk werd het plukje teruggevonden – het stond al de hele tijd met zijn pluimstaartjes te zwaaien naar de groep – recht op ooghoogte – op een Vlier !  (De foto’s zijn van vandaag, zaterdag, omdat twee eerdere pogingen om er foto’s van te maken steeds in de kiem gesmoord werden door de nogal “opdringerige” paardjes die sinds vorige woensdag de “beheerswerken” in de Pont weer voor hun rekening gaan nemen).

Eekhoorntjesmos (Leucodon sciuroides) - Schilde 27/03/2010

De naam van dit mosje werd afgeleid van het pluimstaartachtige uiterlijk, zeker in droge toestand van het mos.  Zelfs de wat rossige kleur komt overeen met de pluimstaarthouder bij uitstek: de Eekhoorn (Sciurus vulgaris) (Merk je ook de overeenkomst in de wetenschappelijke naamgeving?).

Eekhoorntjesmos (Leucodon sciuroides) - Schilde 27/03/2010

Voorzichtigheid bij de determinatie blijft geboden, want op het eerste zicht lijkt het mos in droge toestand op bijvoorbeeld het Gewoon zijdemos (Homalothecium sericeum) dat ik reeds eerder besprak, en op nog enkele andere soorten.  Microscopisch onderzoek is meestal aangewezen om zekerheid te hebben.  Ik ga hier niet in detail in op de verschillen, daar is gespecialiseerde literatuur voldoende voor.

Prachtig om zien is hoe het mos van uiterlijk verandert na een regenbui.  De droge blaadjes worden heel dicht tegen mekaar gehouden nabij de gekrulde stengel.  Door de lengteplooien in het blad, schrompelt het ook helemaal in mekaar tot een zeer smal blaadje. (Zie ook de foto hier net boven).  Wanneer het mosje vochtig wordt, spreiden de blaadjes zich van de stengel weg en plooien ze helemaal open – een ware gedaanteverandering!  Je kan dit heel mooi merken in de twee volgende foto’s:

VOOR:

Eekhoorntjesmos (Leucodon sciuroides) - Schilde 27/03/2010

NA:

Eekhoorntjesmos (Leucodon sciuroides) - Schilde 27/03/2010

Wanneer de blaadjes zo mooi af staan, merk je ook de veelvuldig voorkomende broedlichaampjes die er tussen verborgen zitten (de kleine oranje/gele korreltjes op de onderstaande foto).

Eekhoorntjesmos (Leucodon sciuroides) - Schilde 27/03/2010

In het Zuiden van ons land komt de soort iets vaker voor, maar zeker in Vlaanderen is het mos door haar gevoeligheid voor de luchtkwaliteit een zeldzaamheid geworden.

Eekhoorntjesmos (Leucodon sciuroides) - Schilde 27/03/2010

Gekroesde haarmuts

Nog een vertegenwoordiger van de haarmutsen: de Gekroesde haarmuts (Orthotrichum pulchellum).  Het opmerkelijke bij deze soort is dat de blaadjes in droge toestand heel gekroesd zijn (vandaar uiteraard de naam.)  Het mos lijkt dan heel sterk op een verwant geslacht: Ulota (Kroesmossen).  Niet altijd even eenvoudig!

Gekroesde haarmuts (Orthotrichum pulchellum) - Schilde 24/03/2010

Heel mooi zijn hier de calyptra (huikjes) op de onrijpe sporenkapsels.  Ongewoon voor dit geslacht is dat de huikjes onbehaard zijn (Een onbehaarde haarmuts – je moet maar kunnen volgen he 🙂 ).  Ze zijn steeds lichtjes geplooid, hebben een donkerbruin topje en een reeks donkere puntjes op de onderzijde.  Vanwege dit leuke uiterlijk krijgen ze ook wel de naam “plooirokjes” toebedeeld.  De beide onderste foto’s zijn twee plantjes die midden een plek Helmroestmos (Frullania dillatata) stonden.  Ze zijn ongeveer een cm hoog, dus hier kwam weer behoorlijk wat macro-werk aan te pas.  Om ze te bewonderen neem je best een goede loep mee…

Gekroesde haarmuts (Orthotrichum pulchellum) - Schilde 24/03/2010

Gekroesde haarmuts (Orthotrichum pulchellum) - Schilde 24/03/2010

Broedhaarmuts

Vandaag een mosje dat we dinsdag vonden op de mossenexcursie.  Broedhaarmuts (Orthotrichum lyellii) behoort tot het zeer omvangrijke en vaak lastig te determineren geslacht Orthothrichim.  In de Beknopte Mosflora van Nederland en België staan niet minder dan 25 soorten vermeld voor dit genus.  Over de Gesteelde haarmuts (Orthotrichum anomalum) schreef ik reeds op 15 maart een berichtje.

Broedhaarmuts (Orthotrichum lyellii) - Schilde 24/03/2010

Een toch relatief eenvoudig te onderscheiden soort is de Broedhaarmuts die bruingroene zoden op stammen van bomen vormt die tot 5 cm hoog kunnen worden.  Hét determinatiekenmerk bij uitstek zijn de veelvuldig voorkomende roodbruin aangelopen broedkorrels die over de bladeren verspreid staan.  Je kan ze op de onderstaande foto’s heel makkelijk terugvinden.  Ze geven het mos een eerder vuil aandoende indruk waardoor het niet dadelijk de meest fotogenieke soort is.

Broedhaarmuts (Orthotrichum lyellii) - Schilde 24/03/2010

Kapsels zijn rijp in juli en augustus, maar ze zijn deze soort zelden te vinden – de verspreiding gebeurt dan ook bijna hoofdzakelijk door middel van de broedkorrels.  Op de foto hieronder merk je links onderaan een klein lichtbruin puntje dat uit het scherptevlak van de foto valt: een jong sporenkapsel.  In het zuiden van het land komt deze soort algemeen voor, maar bij ons is ze eerder zeldzaam.

Broedhaarmuts (Orthotrichum lyellii) - Schilde 24/03/2010

Zwart-rosse zandbij

De mosjes zullen toch even moeten wachten op een volgende post.  Vandaag was ik immers wat onverwacht getuige van het uitvliegen van de Zwart-rosse zandbij (Andrena clarkella).

Zwart-rosse zandbij (Andrena clarkella) - Schilde 24/03/2010

Zandbijen zijn een grote bijengroep (geslacht Andrena) van solitair levende bijen waarvan in de Benelux tussen de  70 en 80 soorten voorkomen.   Door hun vaak sterke beharing doen ze aan hommels denken, maar hun achterlijf is veel slanker en langwerpiger.  Sommige soorten zijn slechts  4 mm lang, terwijl de grootste tot 16 mm langkunnen worden . Het is meestal niet zo eenvoudig om de verschillende soorten te determineren.  Daarbij komt nog dat mannetjes vaak anders (en veel kleiner) dan vrouwtjes zijn. Vrouwtjes hebben speciale haren aan de achterpoten die een korfje vormen waarmee pollen wordt verzameld.

De Zwart-rosse zandbij die ik vandaag zag, is een heel vroeg in het voorjaar vliegende zandbij. In zachte winters kan men eind februari zowel mannetjes als vrouwtjes van de Zwart-rosse zandbij door het gehele land aantreffen. Zelfs bij relatief lage temperaturen van 10 graden celsius is er al activiteit. De grote wijfjes zijn met hun roodbruin behaarde borststuk en achterschenen gemakkelijk in het veld te herkennen. De soort nestelt in vrij kleine concentraties in de grond (zoals de naam al wel deed vermoeden) op plekken met weinig begroeiing en zandpaden. Zoals al gezegd leven Zandbijen solitair en vormen ze dus geen staat, maar meerdere vrouwtjes nestelen vaak wel graag bij elkaar in de buurt en soms wordt hetzelfde nestingangetje door meerdere vrouwtjes gedeeld.  Na het verlaten van het nest wordt de nestingang afgesloten. De vrouwtjes vliegen uitsluitend op bloeiende boswilg binnen een afstand van gemiddeld 300 meter van de nestplaats. Deze wilgensoort is onze vroegst bloeiende wilg.

Maar voordat ze de grond uitkruipen willen ze wel zeker zijn of het buiten al warm genoeg is. Om dat te kunnen voelen steken ze soms voorzichtig een sprietje door het zand heen naar buiten. Het is een grappig gezicht om die sprietjes waar te nemen. Dan merk je plots meer en meer beweging in de zandkorreltjes en komt aarzelend het hoofdje buiten de nestgang piepen….

Zwart-rosse zandbij (Andrena clarkella) - Schilde 24/03/2010

Zwart-rosse zandbij (Andrena clarkella) - Schilde 24/03/2010

Zwart-rosse zandbij (Andrena clarkella) - Schilde 24/03/2010

Zwart-rosse zandbij (Andrena clarkella) - Schilde 24/03/2010

Zwart-rosse zandbij (Andrena clarkella) - Schilde 24/03/2010

Hopelijk kan ik een van de volgende dagen nog een keer terug om met wat extra verlichting de hele bijtjes vast te leggen – door de wat donkere omstandigheden zijn die foto’s jammer genoeg niet helemaal geslaagd 🙂

Purpersteeltje

Purpersteeltje is een van de meest algemene mossen die je kan tegenkomen.  Omdat er al meer dan voldoende “determinatiefoto’s” van bestaan koos ik, geïnspireerd door het prachtig doorvallende licht – voor een iets meer “artistieke” impressie en laat de foto’s voor zich spreken.  De miniatuurwereld van de mosjes kan wonderbaarlijk sprookjesachtig zijn !

Purpersteeltje (Ceratodon purpureus) - Kalmthout 18/03/2010

Purpersteeltje (Ceratodon purpureus) - Kalmthout 18/03/2010

Purpersteeltje (Ceratodon purpureus) - Kalmthout 18/03/2010

Geplaatst in Mossen. Tags: , . 1 Comment »