Er zit meer in een foto dan je denkt ….
Onder dat motto vandaag een artikeltje over enkele foto’s die ik op de eerste dag van deze maand kon maken in het Turnhouts vennengebied.
Dit is één van de bewuste foto’s – wat is hier aan de hand ?
Het begon nochtans eenvoudig: langs het wandelpad stonden een heel aantal zomereiken (Quercus robur). Niet zo ongewoon toch ? Maar wat dadelijk opviel waren de ontzettend grote gallen op de knoppen. Zelden zoveel gallen bij mekaar gezien en zelden zulke grote exemplaren… Toch maar eens van wat dichterbij bekijken dus. Rond de gallen bleek het te wemelen van insecten met een ontzettend lang “aanhangsel” – Sluipwespjes ! Het duurde niet zo heel lang voor we enkele van deze sluipwespen konden betrappen bij hun belangrijkste activiteit: het leggen van eitjes …
Hoe zit een en ander in mekaar?
Een beetje opzoekingswerk thuis leverde toch wel interessante en indrukwekkende resultaten op. Eerst iets over de gallen.
Deze zogenaamde “Aardappelgallen” worden veroorzaakt door een galwespje (Biorhiza pallida) met twee generaties. De vrouwtjes uit de eerste generatie leggen hun eitjes in de wortels van de zomereik. De eik reageert hierop door de aanmaak van wortelgallen die er uitzien als gladde en sappige, geelbruin tot roodachtige knikkertjes. In deze gal ontwikkelen de larven zich tot ongevleugelde vrouwtjeswespen… enkel vrouwtjes! In februari sluipen deze jonge vrouwtjeswespen uit en gaan ze op zoek naar de zomereik zelf. Te voet dus, want vleugels hebben ze niet ! Ze klimmen tot bij de takken van de boom om daar te zoeken naar de knoppen van de takken om opnieuw hun eitjes te leggen. Aangezien deze generatie enkel uit vrouwtjes bestaat – kunnen de eitjes dus niet bevrucht zijn! Het verschijnsel dat maagdelijke vrouwtjes toch eieren kunnen leggen en zo voor nakomelingen zorgen, komt in de insectenwereld wel vaker voor en wordt parthogenese genoemd.
De eik reageert op de zopas gelegde eitjes wederom met het aanmaken van een gal – ditmaal de Aardappelgal, die een gemiddelde doorsnede heeft van 1 tot 3 cm. Binnen in de gal zitten verschillende kamertjes met daarin steeds een witte larve. Deze larven groeien uit tot de 2de generatie: een sexuele generatie met zowel mannetjes als vrouwtjes. Kort na het uitsluipen zal de paring plaatsvinden en kunnen de bevruchte vrouwtjes opnieuw hun eitjes gaan leggen in de wortels van de eik … De Aardappelgal zal langzaam wegrotten maar blijft meestal nog tot in de winter zichtbaar.
Dat op zich is al een ongelooflijk verhaal van moedertje natuur. Maar wat doen die sluipwespjes daar dan ?
Sluipwespen (Ichneumonoidea) zijn parasieten van andere insecten. De vrouwtjes zijn voorzien van een lange legboor die netjes opgeborgen zit in een schede aan de achterzijde van het lichaam. Op de foto zie je de heel erg lange “staart” – dat is dus de schede met daarin de legboor.
Deze sluipwespjes zijn blijkbaar goed op de hoogte dat in de Aardappelgal larven leven. Ze proberen met voornamelijk hun geurzin door het dikke galweefsel de galwesplarfjes te lokaliseren. Eens een larve aan de binnenzijde gevonden, richt de sluipwesp haar achterlichaam op en komt de legboor uit de schede om zo goed als loodrecht een miniscuul gaatje te boren dwars door de gal tot IN de larve. Daar deponeert de sluipwesp een eitje. Wanneer dit eitje uitkomt, zal het de oorspronkelijke galwesplarve als voedsel gebruiken … De natuur kan wreed zijn … maar tegelijkertijd toch ook ongelooflijk ingenieus …
Nog een eigenaardigheid bij sluipwespen: wanneer een bevrucht eitje uitkomt zal dit een vrouwtje opleveren, bij een onbevrucht eitje zal het een mannetje worden … Ook voor deze uitzonderlijke manier van voortplanten heeft de wetenschap een naam: arrhenotokie.
Er zijn vele duizenden soorten sluipwespen die allen heel erg gespecialiseerd zijn in de insecten en de manier waarop ze parasiteren. Een correcte naam voor deze soort heb ik tot hiertoe niet kunnen vinden, maar het verhaal er achter wordt er niet minder boeiend door.
Er zit soms écht veel meer verhaal achter een foto dan je denkt …